Da’s mijn land(schap)! [longread]

Hoe iedereen de baas wil zijn…

Wij mensen houden van ‘gelijk hebben’. Vanuit deze culturele gewoonte zorgen we goed voor onszelf en organiseren we onze persoonlijke levenssfeer. Echter…, nu het leefmilieu steeds meer in gevaar is, kunnen we niet langer alleen maar aan onszelf denken, maar is ‘zorg voor elkaar’ van levensbelang geworden. Het komt erop aan of we van ‘wat IK wil’ naar ‘wat we SAMEN nodig hebben’ kunnen komen.

Zijn we in staat om vanuit een ‘(h)echte samenleving’ voorbij de ogenschijnlijk tegengestelde persoonlijke deelbelangen te komen? Kunnen we gaan functioneren vanuit een gedeeld besef dat alle actuele ontwikkelingen evenveel tellen en allen inmiddels onontkoombaar zijn?

Onze huidige tijd samengevat: we hebben boeren nodig voor voedsel, we moeten van fossiel naar klimaatneutrale (energie)productie, de natuur moet robuuster als een buffer voor klimaatverandering en als een kans voor biodiversiteitsherstel, onze jeugd net als wijzelf een goede woonplek en een gezonde toekomst gunnen. Ook is een rechtvaardige inkomens- en voedselverdeling nodig, zodat iedereen op een fatsoenlijke wijze kan voorzien in het levensonderhoud. 

Kunnen we deze voor iedereen noodzakelijke levensbehoeftes omarmen en daarbij ‘voorbij onszelf’ komen? 

Hieronder een betoog van Harold Viscaal, directeur Nationaal Park Weerribben-Wieden.


Dat stuk land…, da’s al jaren mijn boterham. Mijn uitzicht. Mijn rust en ontspanning. Mijn kans op verduurzaming. Mijn perceel om te wonen. Mijn jeugd en geschiedenis. Mijn stuk grond voor meer natuur. Mijn zakelijke kans voor een woonwijk. Allemaal zijn we met hoofd, hart en handen verbonden aan een stuk land(schap). De een rationeel, uit zakelijke gronden: een windpark, een nieuwe woonwijk etc. De ander vanuit zijn hart en ideologie: het moet beter voor klimaat en natuur. Weer een ander vanuit heimwee en nostalgie: het oude cultuurlandschap moet behouden blijven. Grondeigenaren zijn dan wellicht formeel de baas over de grond, het is echter allang niet meer zo dat ze er volledig over gaan.

De grootste verbouwing van Nederland:

De grootste verbouwing van Nederland is aanstaande. Als je kijkt naar de inpassing van de vele ruimte claims: extra woningen, nieuwe wind- en zonneparken voor de energietransitie, meer natuur als buffer voor klimaat en versterking biodiversiteit en de extensivering en verduurzaming van de landbouw en industrie. Maar…, als alle machten en krachten blijven strijden voor hun project, op een deelbelang, op een stuk grond zonder een landschapsvisie als onderlegger, dan ruïneren we ondertussen maar zo veel van onze beeldbepalende landschappen. Dan is het ‘winnen van de een’, zomaar ‘het verlies van de ander’. Ondertussen leveren we allemaal in aan onze huidige ruimtelijke kwaliteit.

Was deze honger naar land met ogenschijnlijk tegengestelde belangen ooit anders?

Of doen wij wat vele ‘landschapsvormers’ voor ons ook al deden? Hieronder een historisch perspectief.

Onze historische relatie met het land(schap):

Na de laatste ijstijd, zo’n 15.000 jaar geleden, veranderde het klimaat langzaam tot een vruchtbaar voedsel walhalla. De steentijd werd een paradijs voor jagers en verzamelaars die trekkend als nomaden, met gebruik van vuur, taal en gereedschap op zoek gingen om zo hun dagelijkse honger te stillen met hetgeen de natuur voortbracht. De grote hoeveelheden grassen, granen vruchten en noten die dankzij de hogere temperaturen konden groeien gaven de groei van de mensheid een forse versnelling. De Natufianen, onderdeel van de homo sapiens, verzamelden de grassen in grote hoeveelheden en ontdekten eetbare soorten onder andere gerst en tarwe die elk jaar opnieuw te oogsten waren. De oude grassoorten zijn de voorlopers van onze huidige moderne gewassen

Destijds werkten nomaden nog samen in kleine groepen. Ze ontdekten voedsel waarop je kon vertrouwen, elk jaar opnieuw. Je kon de granen droog lang bewaren. Ze gingen grond bewerken, vakkundiger voedsel verbouwen en bleven daarmee op 1 plek. Het opslaan van het graan was ook een reden om een vaste verblijfplaats in te nemen; sedentair te worden. Zo creëerden de kleine familiegemeenschappen langzaamaan hun eigen gecontroleerde landschap. Een nieuwe vorm van samenleving; de agrarische gemeenschappen ontstonden, zoals we die heden ten dage, weliswaar meer gemechaniseerd. nog kennen. Zo’n 10.000 jaar geleden ontstonden de eerste boeren die voor hun eigen voedsel zorgden zonder te trekken van land naar land. Het wiel en de geschreven taal deed zijn intrede. Er ontstonden nederzettingen die de nabije omgeving en het landschap naar hun hand gingen zetten.

Dankzij de landbouw konden mensen voor het eerst voedsel voorraden aanleggen, vaste woonplaatsen bouwen en meer kinderen krijgen. Het was hard werken voor de boeren maar ze kregen er meer zekerheden ten opzichte van de jagers en verzamelaars voor terug. De uitvinding van de landbouw was in de mensheid een grote transformatie van leefstijl; van onzekerheid, trekken en jagen, naar een beter bestaan opbouwen op 1 plek. Het wordt ook wel de ‘agrarische revolutie genoemd’. De teling van gewassen wordt gaandeweg systematisch verbeterd; domesticatie genoemd.

De eerste landbouw gemeenschappen in Nederland:

Zo’n 8000 jaar geleden ontstond de eerste landbouw in Nederland. Boeren, gecombineerd met jacht en visserij. Wilde dieren werden gedomesticeerd; langzaam ontstond er naast akkerbouw ook veeteelt, voor melk en vlees. De agrarische revolutie transformeerde de mensheid naar een samenleving die al veel contouren heeft van ons huidige bestaan. Er was de uitvinding van het wiel voor het vervoer van voedsel met karren. Ontstaan van wegen tussen de boerendorpen. De eerste steden als gevolg handel. Het geschreven schrift voor onder andere het bijhouden van (voedsel)voorraden deed zijn intrede. Er kwamen kalenders om de seizoenen bij te houden, wanneer te zaaien en te oogsten. Maar ook om bij te houden wanneer zon, droogte en regen voorradig waren. Georganiseerde religies deden hun intrede, vaak met boeren die natuurkrachten vereerden (de regen, de zon en de wind).

De bevolking groeide door voedselzekerheid. Langzaam gingen kleine familiegroepen over in gemeenschappen in grote nederzettingen. Men hoefde niet langer alleen maar bezig te zijn met voedselproductie. Er ontstonden kunst en luxe producten. Er was beveiliging nodig voor het beschermen van de gemeenschappen voor misdadigers van buiten. Vormen van rechtspraak ontstonden. Er ontstond arbeidsspecialisatie, voor woningbouw, pakhuizen, wegen en publieke gebouwen. Er kwamen bestuurders die zorgden voor een goede samenwerking in de gemeenschappen. Aan het hoofd een koning die ook opperpriester en opperrechter was. De steeds groter wordende boerengemeenschappen werden langzaam hiërarchisch gelaagd, Dorpen werden steden en stadsstaten. We spreken dan over zo’n 6000 jaar geleden. Steden en dorpen begonnen te strijden over de macht over een gebied. Er ontstaan grote imperia, allemaal als gevolg van de landbouw. Of zo je wil de voedselproductie voor een steeds groter wordende mensenmassa. Een bevolkingsgroei die op zijn beurt weer grote gevolgen heeft gehad voor de vorming van ons landschap en de verstedelijking daarbinnen. Eerst was dus bijna iedereen zelfvoorzienend en dus eigenlijk boer. Tegenwoordig woont zo’n 80% van mensen in de stad en zijn er nog maar 50.000 mensen die zich boer mogen noemen op een bevolking van z’n 17,5 miljoen mensen. Het bewerken van land, daarmee het vormen van het landschap, ten behoeve van voedselvoorziening, kostwinning en huishouden is dus al een tienduizenden jaren oud proces. Nu gebruiken we daar moderne woorden voor als woningbouw, duurzame landbouw, korte ketens, bodemvruchtbaarheid, biodiversiteit en energietransitie, productie en dienstverlening. We komen dus uit een hele lange periode van samenleven waarin de relatie met het landschap en de natuur van levensbelang was. Gaandeweg zijn we een massaproductie systeem gaan bedenken waarbij de relatie tussen land(schap) en (over)leven is verdwenen. Daarmee is ook het besef van het gedeelde belang ervan een stille dood gestorven.  (Inspiratie voor historische tekst voor deze alinea van: Youri Nijboer, YouTube)

Hekken om ‘mijn’ land:

Vanaf het moment dat het land(schap) niet meer van iedereen was, de periode na de jagers en verzamelaars, de periode van voedselvoortbrenging als productiefactor, gingen we hekken zetten om ‘mijn land’. Vanaf dat moment zijn we in ‘eigendom’ en ‘eigen belang’ gaan denken en handelen. De jagers en verzamelaars hadden nog een gedeelde wereld: het land was van en voor iedereen. Er was het besef dat je moest delen om samen te overleven. De schaarste aan voedsel en het gedeelde levensbelang van dat landschap, dat je honger stilde, organiseerde dat collectieve besef.

Wat is nu eigenlijk nog ons gedeelde belang bij het landschap?

Hoe blijven we elkaar vinden nu we voor een grote landschapsherinrichting staan?

Nu we het voedsel in de supermarkt halen en we die rechtstreekse connectie met wat de natuur voortbrengt niet meer zo intrinsiek beleven als toen we er ooit op uit trokken voor de jacht om onze dagelijkse trek te stillen. Het besef dat we ook zelf een stukje natuur in het landschap zijn leeft slechts bij een minderheid. Hoe gaan we elkaar in de grote Nederlandse transitieopgaven, die ons landschap beïnvloeden, vinden, als we niet vanzelf in ons dagelijks leven een samenbindend gedeeld belang bij dat landschap ervaren. Als je echt even stilstaat en dat doet nog niet iedereen, dan besef je dat de bron van ieders leven toch voortkomt uit een gezond ecosysteem van aarde, landschap en natuur.

Een integrale landschapsstrategie, resultaat van een gezamenlijk gelegde puzzel:

Natuurdoelen, stikstofdoelen, woondoelen, SDG-doelen etc, kunnen bij gebrek aan een hechte onderliggende coalitie en bij het ontbreken van een dieper besef van onze noodzakelijke levensbronnen (water, lucht, bodem) zomaar de splijtzwammen van de samenleving of een lokale gemeenschap worden. In onze ontzuilde samenleving leven we al sterk geïndividualiseerd naast elkaar. Als er dan ook nog eens grote veranderingen in het landschap moeten worden ingepast, kan dat tot forse extra verwijdering tussen mensen zorgen. We lezen nu al veel over de afstand tussen stad en platteland. Dat komt ongetwijfeld ook doordat veel van de Nederlandse transitieopgaven in het landelijk gebied gaan belanden.

Hoe gaan we elkaar vinden op vaak ogenschijnlijk tegengestelde deelbelangen? Hopelijk op het groeiende gedeelde besef dat alle belangen evenveel tellen en allen onontkoombaar zijn? Tenslotte: we hebben boeren voor voedsel nodig, we moeten van fossiel naar klimaatneutrale (energie)productie, de natuur moet robuuster als een buffer voor klimaat en als een kans voor biodiversiteitsherstel en onze jeugd gunnen we net als wijzelf een goede woonplek en een gezonde toekomst. Toch?

Kunnen we boven onszelf uitstijgen en deze levensingrediënten daarmee voor iedereen beschikbaar houden?

Als wij het als huidige generatie niet voor onze kinderen klaarzetten, bezorgen we hen een onmogelijke missie.

Dat wil toch niemand van ons op zijn geweten hebben?!

Binnenkort lanceren we in ons Nationale Park een landschapsbiografie en landschap ecologische systeemanalyse waarin we de cultuurhistorie, de landschapsvorming en het natuurlijke ecologische systeem van ons park hebben beschreven. Deze uitgave gebruiken we om met inwoners en ondernemers te komen tot een landschapsstrategie voor de aankomende tientallen jaren. Samen komen tot een beeld over de toekomstige landschapsontwikkeling, welk landschap willen we (behouden)?, rekening houdend met de hierboven omschreven noodzakelijke transities.

Met perspectiefvolle groet,

Harold Viscaal, directeur

Nationaal Park Weerribben-Wieden

Nationaal Parkdirecteur Harold Viscaal

Altijd op de hoogte zijn van het laatste nieuws? Abonneer je op de nieuwsbrief!

Cookies helpen onze diensten te verlenen. Door van onze diensten gebruik te maken stem je in met ons gebruik van cookies. Meer informatie