Op ontdekkingstocht over het Eeserveld

Onze gebiedsontwikkelaar Daphne Martens trekt naar het Eeserveld. Onderdeel van landgoed De Eese, met een historie die teruggaat tot 1400. Op het Eeserveld ontmoet ze Sierd Tilma, vrijwilliger bij onder andere Staatsbosbeheer. Een verhaal over grafheuvels, karresporen en Rotterdams puin uit WOII. Met een kop koffie in de keet.

Door Daphne Martens – Gebiedsontwikkelaar NPWW [longread; 6 min.] 

Het Eeserveld 

In de voorlaatste ijstijd, het Saalien (tot ca. 150.000 jaar geleden), is het stuwwalcomplex van Steenwijk ontstaan. Het noordelijke deel van Nederland was namelijk bedekt met uitlopers van een ijskap, dat afzettingen achter liet, zoals keileem en zwerfstenen. Hierdoor ontstonden hoogteverschillen, die tot vandaag de dag nog te zien zijn in het landschap rondom Steenwijk.  

In dit verhaal wordt een gebied op deze stuwwal, het Eeserveld, verder uitgelicht. Het Eeserveld is onderdeel van landgoed De Eese, een landgoed met een historie die teruggaat tot de periode rond 1400. De gebiedsnaam wordt al genoemd in 1235, maar omstreeks 1400 kwam het landgoed onder de macht van de ‘Heeren van De Eese’. Het Eeserveld is in 1956 verkocht aan Staatsbosbeheer en wordt nu door vrijwilligers onderhouden.  

Het Eeserveld is het hoger gelegen zuidwestelijke deel van het landgoed De Eese. Vroeger was het voornamelijk heide, tegenwoordig een bosgebied met heideterreinen. Het Eeserveld ziet er op het eerste gezicht uit als een typisch bosgebied met heide. Maar het blijkt een schat aan sporen uit het verleden. Er zijn in het landschap enorm veel oude elementen te vinden, zoals archeologische vondsten van jagers uit de ijstijd, prehistorische akkers, grafheuvels uit de Steentijd, verdedigingslinies en karrensporen uit de Middeleeuwen en puinresten van de Tweede Wereldoorlog.  

Het is dinsdagochtend half 10 als ik Sierd Tilma, vrijwilliger bij onder andere Staatsbosbeheer, ontmoet op de parkeerplaats bij het Eeserveld. Het is een prachtige herfstochtend met optrekkende dauw. Samen lopen we naar de keet van Staatsbosbeheer, zijn thuisbasis die ochtend, samen collega-vrijwilliger Jan. We drinken een kop koffie, waarna we het veld in gaan. Onwetend over wat ik allemaal ga leren die ochtend, loop ik met Sierd een rondje langs de grafheuvels. 

Het Eeserveld in het puntje van Steenwijkerland.

Grafheuvels 

De eerste mensen op het Eeserveld, boeren die in kleine nederzettingen leefden, woonden daar al zo’n 4000 jaar geleden. Wanneer het land uitgeput was, trokken deze boeren weer verder. Uit deze tijd zijn in het landschap nog steeds een aantal grafheuvels te zien, waarin deze mensen hun overledenen, of hun as in een urn, begroeven samen met een aantal gebruiksvoorwerpen. Tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog zijn vier grafheuvels geopend voor onderzoek. In de grafheuvels zijn toen urnen en ander aardewerk gevonden.  

Sommige grafheuvels zijn duidelijk zichtbaar, sommige meer verscholen in het bos. De boeren die deze grafheuvels hebben gemaakt werden het klokbekervolk (2400-1600 v.Chr.) of het standvoetbekervolk (1600-1200 v.Chr.) genoemd. Vernoemd naar de vorm van het aardewerk dat ze maakten en meegaven aan hun doden en die dus zijn teruggevonden in de grafheuvels. Grafheuvels ontstonden doordat menselijke overblijfselen (soms één, soms meerdere) werden begraven, waarover een heuvel werd gecreëerd.  

De grafheuvels zijn in verschillende tijdperiodes gebouwd en variëren daarom in omvang en materiaal. In sommige grafheuvels kwamen er steeds graven bij, waardoor de grafheuvels steeds hoger en breder werden. Er zijn grafheuvels waar tot laat in de Romeinse tijd nog mensen zijn begraven. Daarnaast bepaalde iemands status en rijkdom ook de grootte van het graf. Grafheuvels waren over het algemeen tot twee meter hoog en acht tot 10 meter lang. 

Grafheuvels op het Eeserveld.

Een hunebed is ook een voorbeeld van een soort grafheuvel, maar dan gebouwd door het trechterbekervolk (ca. 4350-2700 v.Chr), die eerder dan het klokbekervolk en het standvoetbekervolk in Nederland woonden. Ooit was er op De Eese in elk geval ook één hunebed, maar deze is in de 19de eeuw geheel vernield. Brokstukken van hunebedden werden in die tijd veel gebruikt voor het aanleggen van wegen of het versterken van dijken. De stenen van het hunebed op De Eese zijn waarschijnlijk om deze reden verkocht aan Steenwijk. In 1918 is het hunebed opgegraven, waarbij steengruis en een scherfje van hunebeddenaardewerk is gevonden. Van het hunebed is nu niets meer te zien.  

In totaal liggen er elf grafheuvels verspreid over De Eese, waarvan de meeste gerestaureerd zijn en worden onderhouden door vrijwilligers van Staatsbosbeheer. Bij het restaureren en ‘schonen’ van de grafheuvels worden woekeraars zoals naald- en loofplantjes weggehaald, omdat deze de inhoud van de grafheuvels kapot kunnen maken en om bosvorming te voorkomen. Door deze laag van bomen en struiken weg te halen, wordt ook de vorm van de grafheuvels beter zichtbaar. Hierdoor zijn de grafheuvels beter te herkennen in het landschap. Om zo’n prehistorisch monument onbeschadigd te laten en zichtbaar te houden, is het herstellen van de heuvels en het beheersen van de heide door te plaggen essentieel. Sierd geeft aan dat dit hard werken is, maar dat iedereen op zijn eigen tempo toch een hoop bijdraagt. En naast het harde werk is er gelukkig ook nog tijd voor een kop koffie en een broodje in de keet.

Heideresten die eraf zijn gehaald om de grafheuvels beter zichtbaar te maken. Tegelijkertijd ook een schuilplaats voor reptielen in hun winterslaap.

De reden dat er juist op deze plek zoveel grafheuvels te vinden zijn, is omdat Steenwijk aan de weg van handelssteden Stavoren en Leeuwarden naar Coevorden lag. Graven lagen in die tijd altijd langs wegen, omdat het zichtbare heuvels of stenen waren die de route aanwezen. In de prehistorie en Romeinse tijd was het belangrijk om wegen goed aan te geven, omdat er verder alleen maar moeras was. 

Andere oude elementen 

Hoewel ik oorspronkelijk naar het Eeserveld ging om de grafheuvels te bekijken, valt mij luisterend naar Sierds verhalen tijdens de wandeling langs de grafheuvels iets op: er liggen ontzettend veel verhalen verborgen in het Eeserveld. Dingen die je op het eerste oog niet ziet, maar duidelijk aanwezig zijn als je het verhaal erachter kent. Steeds weer is er ergens iets te zien waar je het niet verwacht.  

Karrensporen  

Zo zijn er, als je goed kijkt, karrensporen te vinden uit de vroege middeleeuwen. Deze lopen dwars door de heide en wijzen op een druk handelsverkeer tussen Steenwijk en Friesland in die tijd. De karrensporen zijn ontstaan doordat ossen- en later ook paardenkarren sporen in de bodem achterlieten. Er ontstonden steeds weer nieuwe sporen naast oude sporen als karren elkaar niet meer konden passeren. In het bos op het Eeserveld lopen soms wel een stuk of twaalf sporen naast elkaar. Het patroon van karrensporen is nog goed te zien op hoogtekaarten. De vrijwilligers van Staatsbosbeheer halen het organische materiaal wat zich in de loop der eeuwen opstapelt in de sporen eruit, zodat de karrensporen weer goed zichtbaar zijn. 

Karresporen in het Eeserveld

Grensgreppel 

Naast karrensporen valt er in het landschap ook nog een grensgreppel uit de Napoleontische tijd te zien, die als scheidslijn diende tussen landgoederen De Eese en het naastgelegen De Bult. 

Grensgreppel tussen De Eese en De Bult, die kilometers lang was.

Landweren 

Langs het Eeserveld zijn een aantal herstelde landweren te zien. Landweren werden vooral in de 14e en 15e eeuw aangelegd en dienden als verdedigingslinies tegen vijandelijke troepen, met daarnaast een greppel of sloot. De landweren zijn gemaakt van stevige aarde, beplant met bomen en stekelige struiken zoals sleedoorn, wilde roos en meidoorn. Hierdoor ontstond een ondoordringbare wal van soms wel kilometers lang. In tijden van vrede werden de landweren vaak gebruikt als omheining voor vee. Tegenwoordig worden op sommige plekken landweren weer helemaal hersteld, wat bijdraagt aan de cultuurhistorie, maar ook aan de biodiversiteit. 

Landweer langs het Eeserveld.

Puin uit de Tweede Wereldoorlog 

Ook uit de Tweede Wereldoorlog zijn sporen te ontdekken. Zo zijn er in de loop der tijd verschillende explosieven gevonden en zelfs een onderduikershol. Daarnaast is er in het heideveld nog een oude schietbaan te zien en zijn er mangaten, diepe kuilen langs de weg waarin beschutting gezocht kon worden bij beschietingen.

Ook liggen er in de bossen puinresten, waarvan je op het eerste gezicht niet kunt zien wat dit daar nou doet. Dit puin komt uit Rotterdam, nadat deze stad op 14 mei 1940 grotendeels was verwoest door Duitse bommenwerpers. De stad lag bedekt met puin, dat vervolgens opgeruimd moest worden. Brokstukken doken later op in verschillende plekken in Nederland, waaronder in de bossen bij Steenwijk. Ook sommige bospaden werden verhard met puin uit Rotterdam. Dit puin moest door boeren uit de omgeving worden opgehaald voor de Duitsers bij het Dolderkanaal en moest vervolgens op de aangegeven bospaden op de Eese, zoals de Woldweg en een aantal zijwegen, gestort worden.  

Mansgat op de heide.

Deze wegen, verhard met puin uit Rotterdam, waren nodig voor de vrachtauto’s die munitie aan- en afvoerden naar de munitiebunkers die gelegen waren op het Eeserveld. Het munitiedepot op De Eese hoorde bij Flugplats Steenwijk, tegenwoordig ook wel vliegbasis Havelte genoemd. Vanaf dit vliegveld konden Duitse jachtvliegtuigen opstijgen om geallieerde bommenwerpers aan te vallen. Er werden 5600 arbeiders ingezet voor de aanleg van dit vliegveld. Op 12 april 1945 hebben Duitsers de depots op Landgoed De Eese opgeblazen. Het puin hiervan is later ook weer gebruikt voor de verharding van een aantal bospaden. 

(On)zichtbare verhalen 

Mijn conclusie na deze ochtend is dat we de cultuurhistorie die verborgen ligt op het Eeserveld niet moeten onderschatten. Ik zie dit vaak in Nationaal Park Weerribben-Wieden: verhalen die bij het landschap horen, maar niet altijd verteld worden of zichtbaar zijn voor iedereen. De groep vrijwilligers van Staatsbosbeheer die elke dinsdagochtend op het Eeserveld werken dragen veel bij aan het zichtbaar maken. Ze herstellen de cultuurhistorische elementen en vertellen de verhalen graag aan geïnteresseerden. Er rest ons als Nationaal Park Weerribben-Wieden de taak om deze verhalen ook te vertellen en zichtbaar te maken, samen met gebiedskenners zoals deze trouwe groep vrijwilligers. Op deze manier kunnen (on)zichtbare verhalen in leven blijven.  

Daphne Martens – Gebiedsontwikkelaar NPWW

Zelf ontdekken? 

  • Voorlichtingscentrum van Staatsbosbeheer over landgoed De Eese en de Woldberg in Tuk’s Theehuis.
  • Wandelen over het Eeserveld/Heerlijkheid De Eese:
    – bijvoorbeeld deze NS-wandeling.
    – Vanaf Buitengoed Fredeshiem start een aantal wandelingen over het Eeserveld. Je vindt ze op het informatiepaneel bij de parkeerplaats. Je kunt je wandeling ook starten vanaf de parkeerplaats in De Bult.
  • Veel meer wandelingen in het Nationaal Park én handige wandelkaart vind je hier.
  • In Nationaal Park Weerribben-Wieden kun je makkelijk een paar dagen verblijven. De leukste accommodaties vind je hier.

Bronnen 

https://noorderland.nl/artikel/106145/expeditie-de-eese/

http://oldeveste.blogspot.com/2014/07/lexicon-i.html 

Verhart, L. B. M. 2016. Een monument voor de archeologie, een monument voor zichzelf. Het hunebeddenboek van A. E. van Giffen. Nieuwe Drentse Volksalmanak. 

https://hunebeddeninfo.nl/wp-content/uploads/2020/01/05_art_bouwman.pdf

https://landschapoverijssel.nl/routes/van-landweer-tot-pingoruine-fietsen-over-de-stuwwal

https://landschapoverijssel.nl/erfgoed/landweer

Altijd op de hoogte zijn van het laatste nieuws? Abonneer je op de nieuwsbrief!

Cookies helpen onze diensten te verlenen. Door van onze diensten gebruik te maken stem je in met ons gebruik van cookies. Meer informatie